15 november 2015

“Ben je al thuis?” Mijn hart ging tekeer, ik kreeg het warm en mijn keel verkrampte. Angst. Nu is het begonnen, dacht ik. “Nee ik ben op weg naar de bus, maar ik wil het graag nu weten.” “Ik ben bij de cardioloog geweest.” Mijn keel sloeg nu echt dicht en het leek alsof er niets meer bestond, alleen dit moment, ik en mijn vader.

Het is ergens aanwezig op de achtergrond. Het komt uit de schaduw als het onderwerp tevoorschijn komt. Op televisie, als ik een gesprek opvang ergens op straat, in een boek of als het mijn vrienden overkomt. Ouders die kwaaltjes krijgen, ziek worden en uiteindelijk overlijden.

Deze zomer gebeurde het iets te vaak. Ik werd extra geconfronteerd met de eindigheid van het leven, van dat van geliefden en dat van mijzelf. En met het idee dat de rollen omdraaien en dat wil ik niet. Ik heb altijd het gevoel dat mijn ouders voor mij zorgen, ook al ben ik allang zelfstandig. Nu ik 41 ben, komt voor mijn gevoel de dag steeds dichterbij dat er één zal melden dat er echt iets ernstigs aan de hand is en ik de verzorger word. Dat verzorgen, dat is niet wat me zorgen baart. Al denk ik weleens dat dat praktisch best lastig zou kunnen zijn. Nee, het is het verdriet, mijn vader of moeder zien lijden en het afscheid moeten nemen en daarna de leegte, het gemis.

Het zou best kunnen dat dit lijden helemaal niet plaatsvindt. Misschien slapen ze in of is het ineens plotseling over en uit. Maar dit zit vast in mijn hoofd.

Soms overvalt het me, het idee dat ze sterven en er daarna niet meer zijn. Ik kan dan spontaan in janken uitbarsten. Het gevoel ebt dan nog een tijd na. Ik probeer het af te schudden en neem me dan altijd vurig voor om meer met ze te bellen, aandachtig naar ze te luisteren, niet mijn geduld te verliezen en vaker naar ze toe te gaan. Dit keer echt iets leuks met ze te gaan doen. Een mooie herinnering op te bouwen, waar ik later met veel plezier en een glimlach op mijn gezicht aan terug kan denken.

De fictieve reis naar de toekomst met een vreselijk scenario en het fantaseren over hoe ik terug zal denken aan een fijne middag samen schudt mijn hart weer wakker en laat het overstromen met hartverscheurende liefde. Ik voel mijn hart letterlijk in een kramp schieten, alsof de liefde naar buiten geperst wordt. Het brengt me naar het hier en nu en naar wat er echt belangrijk is. Mijn ouders, mijn broers en schoonzussen, mijn nichtjes, mijn partner, mijn zoon, mijn schoonouders en zwager, mijn lieve vrienden en mijzelf, niet te vergeten.

Ik weet niet wat de toekomst mij en mijn lievelingen gaat brengen. Ik weet alleen dat ik nu heel veel van deze mensen houd en dat ik daarvan wil genieten nu, vandaag. En ik verheug me stiekem alvast een beetje op de nabije toekomst. Een moment, waarop we lekker bij elkaar zijn. De voorspelbare onderlinge ergernissen worden afgewisseld door de spontane creatieve uitspattingen. We eten “bijzondere” gerechten van mijn moeder die tot haar verbazing altijd heel anders uitpakken dan het recept zou vermoeden. Die dag is onze familiehumor de lijm en mijn vader kan zijn emotionele aard niet verbergen, zodat de hele familie een traantje wegpinkt als hij, met het zoveelste glas rode wijn in zijn hand, met natte ogen zijn liefde verklaart aan ons allen.

Kerst, ik zou het voor geen goud willen missen. En gelukkig heeft het onderzoek van mijn vader niets ernstigs opgeleverd. Ik kan weer even rustig ademhalen.